I. Bestreden beslissing
De cassatieberoepen zijn gericht tegen hetzelfde arrest, op 17 juni 2003 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen.
II. Rechtspleging voor het Hof
Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Guido Bresseleers heeft geconcludeerd.
III. Middel
A. Cass.beroep C.04.0050.N
Eiseres heeft ter griffie van het Hof een akte van afstand neergelegd.
B. Cass.beroep C.05.0027.N
De eisers voeren in hun verzoekschrift een middel aan.
Geschonden wettelijke bepalingen
– de artikelen 2 en 5.1 van het Verdrag d.d. 27 september 1968 tussen de Staten-Leden van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoering van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Brussel en goedgekeurd door de wet van 13 januari 1971 (hierna EEX-Verdrag);
– de artikelen 2 en 5.1 van het Verdrag d.d. 16 september 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, opgemaakt te Lugano en goedgekeurd door de wet van 27 november 1996 (hierna EVEX-Verdrag).
Aangevochten beslissingen
Na te hebben vastgesteld dat verweerster zich ertoe verbonden had om drie containers, inhoudende verscheidene producten, te vervoeren onder dekking van drie cognossementen vanuit Antwerpen naar Charleston (USA) en die niet ter bestemming aangekomen zijn aangezien zij niet onderdeks geplaatst werden en dat eiseressen drie schade-eisen hebben ingesteld ter vergoeding van de door hen geleden schade, bevestigt het arrest het vonnis a quo "in zoverre de eerste rechter zich onbevoegd of zonder rechtsmacht verklaarde om kennis te nemen van het geschil in zover het de vordering van (de eiseressen) tegen (verweerster) betreft."
Het bestreden arrest baseert deze beslissing in hoofdzaak op de volgende motieven.
Voor de toepassing van art. 5.1 EEX/EVEX-Verdrag dient nader te worden bepaald welke de plaats van uitvoering is waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt dat er inzake art. 5.1 EEX-Verdrag geen verdragsautonome interpretatie van het begrip "plaats van uitvoering" valt af te leiden. Het begrip "plaats van uitvoering" dient te worden bepaald aan de hand van eigen verwijzingsregels van de aangezochte rechter. Vooreerst moet het recht worden bepaald dat de litigieuze verbintenis beheerst.
Overeenkomstig dat recht dient de plaats van uitvoering van de litigieuze contractuele verbintenis te worden bepaald. Art. 91 Zeewet is van toepassing op het vervoer over zee gedekt door een verhandelbaar cognossement vanuit een Belgische of naar een Belgische haven. Art. 91 Zeewet bevat als dusdanig geen bevoegdheidsregel.
Eiseressen houden voor dat de schade het gevolg is van een miskenning van de verbintenis tot behoorlijke lading en stuwing, dewelke diende te worden uitgevoerd in de haven van belading, zijnde Antwerpen. Verweerster houdt daarentegen voor dat de verbintenis die aan de vordering ten grondslag ligt betrekking heeft op de niet-aflevering van de goederen aan de cognossementhouder, hetgeen diende te geschieden te Charleston, USA.
Er is zowel iets te zeggen over een aanknoping van de litigieuze verbintenis tot vervoer en afgifte van de goederen met de laadhaven Antwerpen (behoorlijke zorg bij beladingstuwing onder of boven dek), dan wel met de lossingshaven Charleston (vaststelling van het niet bereikte resultaat, met name verlies van de lading door het beweerd overboord gespoeld zijn van de containers tijdens de zeereis). Terzake kan met evenveel argumentatie de "plaats van uitvoering" worden gelokaliseerd aan de ene, dan wel de andere kant van de Atlantische Oceaan.
"Het gevaar is dan ook niet denkbeeldig dat de eiser de "plaats van uitvoering" kan kiezen die hij het meest gunstig acht voor zijn eigen belangen, hetgeen, volgens het Hof van Justitie inzake Besix, onverenigbaar is met het beginsel van de rechtszekerheid: in onderhavig geval sluit dit hof zich aan bij de conclusie die het Hof van Justitie in de zaak Besix voorstond, met name dat de bevoegdheid in een dergelijk geval slechts kan worden bepaald overeenkomstig art. 2 EEX (in casu art. 2 EVEX), hetgeen een duidelijk en betrouwbaar criterium garandeert, dat het beginsel 'actor sequitur forum rei' aldus het Hof van Justitie, het karakter heeft van een algemeen beginsel".
Grieven
art. 5.1 EEX-Verdrag en art. 5.1 EVEX-Verdrag bepalen:
"De verweerder die woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, kan in een andere Verdragsluitende Staat voor de navolgende gerechten worden opgeroepen:
ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd".
art. 2 EEX-Verdrag en art. 2 EVEX-Verdrag bepalen:
"Onverminderd de bepalingen van dit Verdrag worden degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een Verdragsluidende Staat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die Staat".
Om de bevoegdheid van de Antwerpse rechtbank ten aanzien van verweerster, hebbende een maatschappelijke zetel in Zwitserland, te rechtvaardigen beriepen de eiseressen zich op art. 5.1 EEX/EVEX-Verdrag door enerzijds, te stellen (conclusie blz. 7 e.v.) dat de rechter verplicht was om in concreto uit te maken welke verbintenis precies aan de vordering ten grondslag ligt en, anderzijds, dat de plaats van uitvoering van de litigieuze verbintenis, zijnde de containers onderdeks te vervoeren, in Antwerpen moest worden uitgevoerd.
Om deze stelling te verwerpen, roept het arrest de rechtszekerheid in en het feit dat de plaats van uitvoering van de door elke partij aangevoerde verbintenissen vatbaar is voor discussie, zodat er dient te worden teruggegrepen naar de algemene regel vervat in art. 2 EEX/EVEX-Verdrag.
Deze beslissing is gestoeld op de leer van het Besix-arrest van het Hof van Justitie te Luxemburg d.d. 27 september 2001, dat echter enkel het geval betreft van contractuele verbintenissen om niet te doen en waarvan de uit- voering in alle landen wordt opgelegd.
Uit de vaststellingen van het bestreden arrest blijkt integendeel dat onderhavig geschil een verbintenis betrof; hetzij tot behoorlijke lading en stuwing, hetzij tot aflevering van de goederen, om iets te doen waarvan de plaats van uitvoering slechts op twee verschillende plaatsen kon worden vastgelegd.
Het arrest mocht dus niet wettig beslissen dat enkel art. 2 en niet art. 5.1 EEX/EVEX-Verdrag van toepassing was voor de bepaling terzake van het bevoegde gerecht. Overeenkomstig bovenvermeld art. 5.1 diende het arrest eerst te bepalen welke verbintenis in acht moest worden genonzen om vervolgens de plaats van uitvoering ervan te bepalen met het oog op de beoordeling van de bevoegdheid.
Het arrest schendt derhalve de artikelen 2 en 5.1 van het EVEX-Verdrag dat van toepassing is aangezien Zwitserland, plaats van de hoofdzetel van verweerster, enkel hierbij verdragsluitende partij is.
Voor zoveel als nodig roepen eiseressen eveneens de schending in van artikelen 2 en 5.1 van het EEX-Verdrag waarnaar het arrest dan ook verwijst.
IV. Beslissing van het Hof
A. Voeging
Overwegende dat in de zaken C.04.0050.N en C.05.0027.N de cassatieberoepen hetzelfde arrest betreffen;
Dat zij dienen te worden gevoegd;
B. Cass.beroep C.04.0050.N
Overwegende dat (eiseres) afstand doet van haar cassatieberoep;
C. Cass.beroep C.05.0027.N
Overwegende dat uit het arrest blijkt dat:
1. de betwisting betrekking heeft op een zeevervoer van Antwerpen naar Charleston (USA) aan boord van het ms. MSC Dymphna;
2. de cognossementen werden afgeleverd door (verweerster);
3. (verweerster) gevestigd is in Zwitserland;
4. de eiseressen aanspraak maken op schadevergoeding wegens het verlies
van goederen geladen in drie containers die tijdens de zeereis verloren gingen;
5. het Belgische recht van toepassing is;
Overwegende dat, krachtens art. 5, lid 1, EEX-Verdrag, ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, de verweerder, die zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, in een ander Verdragsluitende Staat kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
Dat de plaats van uitvoering moet worden vastgesteld door het recht dat de betrokken verbintenis beheerst;
Overwegende dat de rechter voor het bepalen van de plaats van uitvoering dient na te gaan op welke verbintenis de rechtsvordering is gesteund en welke de plaats van uitvoering is van deze verbintenis;
Dat de appelrechters door te oordelen dat "de plaats van uitvoering (kan) worden gelokaliseerd aan de ene dan wel de andere kant van de Atlantische oceaan" zodat er "geen eenduidige plaats van uitvoering" aanwijsbaar is, zonder uit te maken op de niet-nakoming van welke verbintenis van verweerster de vordering van eiseres is gesteund, hun beslissing niet naar recht verantwoorden;
Dat het middel gegrond is;
OM DIE REDENEN, HET HOF,
[…]In de zaak C.05.0027.N: Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de bevoegdheid ter zake van de tegen Mediterranean Shipping Co SA, ingestelde vordering; […]
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Gent. (...)