I. DE FEITEN
De Partij A is een tuinbouwbedrijf dat haar platen in een serre teelt. De serre wordt begin april afgewit.
Voor dit afwitten adviseerde de Partij B het gebruik van prod. T., een product dat analoog zou zijn aan prod. RH en vrij in de handel verkrijgbaar was.
De Partij B zou meegedeeld hebben dat prod. T. meer PAR-licht zou doorlaten dan het voorheen gebruikte 'afwit' middel prod. R en bovendien bescherming bieden tegen UV-licht.
De Partij A kocht dit product in maart 2006 aan bij de Partij B. In februari/maart 2007 heeft de T gespoten op een oppervlakte van 4.500 m2 van de serre en Redusol op 1.500 m' van de serre.
De Partij A stelde daarop vast dat in de zones bespoten met T meer droge, niet ingewortelde stekken voorkwamen (40 %) dan in de zones afgewit met R (5 %). Beide zones zouden evenveel water hebben gekregen.
De schade werd tegensprekelijk vastgesteld op een bedrag van 77.220, EUR.
De Partij A is van oordeel van de Partij B aansprakelijk is voor deze schade en dit op grond van art. 35 Weens Koopverdrag.
De Partij B weigerde over te gaan tot betaling, waarna de Partij A op 10/12/2007 over ging tot dagvaarding.
De•Partij B. ging vervolgens over tot dagvaarding in gedwongen tussenkomst en vrijwaring van:
Partij C (verkoper)
Partij D (producent van T)
II. DE VORDERING
l. Standpunt van de Partij A
De vordering van de Partij A strekt ertoe de Partij B te veroordelen tot betaling van de som van 78.270 EUR te vermeerderen met de moratoire intresten vanaf 05/06/07, met de gerechtelijke intresten tot de dag der betaling en de gedingkosten. In ondergeschikte orde verzoekt zij over te gaan tot aanstelling van een deskundige met opdracht zoals omschreven in de besluiten.
Tenslotte verzoekt zij de tegenvordering van de Partij B slechts gegrond te verklaren in zoverre de hoofdvordering gegrond wordt verklaard en vervolgens beide vorderingen te compenseren.
2. Standpunt van de Partij B
In hoofdorde: In zoverre de rechtbank zou vaststellen dat zij internationaal onbevoegd is om kennis te nemen van het geschil, quod non, de zaak te verzenden naar de bevoegde rechtbank van het arrondissement Breda. Ondergeschikt:
De vordering af te wijzen als onontvankelijk en ongegrond.
Dat indien enige verantwoordelijkheid weerhouden zou worden in haren hoofde zij een rechtstreekse vordering instelt lastens Partij C, en Partij D
Partij C & D te veroordelen tot tussenkomst en de zaken samen te voegen.
Partij C & D, in solidum, minstens de ene bij gebreke aan de andere te veroordelen tot vrijwaring voor elke mogelijke veroordeling.
Dienvolgens Partij C en D te veroordelen tot betaling van alle bedragen waartoe Partij B zou kunnen veroordeeld worden.
De tegenvordering lastens Partij A gegrond te verklaren en deze partij te veroordelen tot betaling van de som van 45.025,39 EUR te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 22/01/2008, de gerechtelijke intresten en de gedingkosten.
Partij A, Partij C en Partij D in solidum, minstens de ene bij gebreke aan de andere te veroordelen tot de gedingkosten.
3. Standpunt van de Partij C
Zich onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van de vordering in tussenkomst en vrijwaring. Ondergeschikt voor zover de rechtbank zich toch bevoegd zou verklaren om kennis te nemen van de vordering in vrijwaring van partij B lastens concluante, zich ook bevoegd te verklaren wat betreft de vordering tot vrijwaring van partij opzichtens partij D en de tussenvordering van concluante opzichtens Partij D
Alleszins de vordering in tussenkomst en vrijwaring van opzichtens concluante ongegrond te verklaren.
De tussenvordering in vrijwaring van concluante opzichtens Partij D ontvankelijk en gegrond te verklaren en Partij D te veroordelen tot vrijwaring van concluante voor elk bedrag waartoe zij zou worden veroordeeld.
Partij B en Partij D, in solidum, minstens de ene bij gebreke aan de andere te veroordelen tot de gedingkosten.
4. Standpunt van de Partij D
In hoofdorde vast te stellen dat zij internationaal onbevoegd is om kennis te nemen van zowel de hoofdvordering als de tussenvorderingen lastens haar.
In subsidiaire orde de vorderingen lastens haar af te wijzen als ontvankelijk minstens ongegrond.
Eiseres dan wel verweerster en/of eerste verweerster in tussenkomst solidair te veroordelen tot de gedingkosten.
III. IN RECHTE
Rechtsmacht
Zowel de Partij B als de Partij C en de Partij D argumenteren dat deze rechtbank internationaal onbevoegd is om kennis te nemen van de hoofdvordering. De Partij D argumenteert bovendien dat deze rechtbank minstens onbevoegd is om kennis te nemen van de tussenvorderingen opzichtens de Partij D. Partijen verwijzen naar de algemene voorwaarden vermeld op de facturen van de Partij B.
De betwisting heeft betrekking op de verkoop van lichamelijke roerende goederen door een Nederlandse verkoper aan een Belgische koper. Het betreft derhalve onbetwistbaar een internationale koop-verkoop.
Het verdrag van Wenen van 11 april 1980 (hierna CI.S.G.) is in België van toepassing sinds 1 november 1997. In Nederland is het in werking getreden op 1 januari 1992.
Wanneer de landen waar de koper en verkoper gevestigd zijn op het ogenblik dat zij de verkoop sloten verdragstaten zijn van het Weens Koopverdrag, dient de Belgische rechter het Weens Koopverdrag toe te passen (art. 1 lid 1A).
Partijen betwisten niet dat het C.I.S.G. van toepassing is op huidig geschil.
Bijgevolg is art. 8 C.I.S.G. determinerend bij de uitlegging van de al dan niet toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van de Partij B.
De Partij B verwijst naar haar algemene voorwaarden en meer bepaald de artikelen 16 en 17 van de algemene voorwaarden:
"art. 16. Toepasselijk recht en rechterlijke bevoegdheid.
16.1 Nederlands recht is van toepassing
16.2 Het Weens koopverdrag (C.I.S.G.) is niet van toepassing, evenmin als enige andere internationale regeling waarvan uitsluiting is toegestaan.
16.3 Als plaats van uitvoering van alle door. met wederpartij gesloten overeenkomsten geldt de gemeente Waalwijk.
16.4 Alle geschillen welke tussen … en de wederpartij mochten ontstaan zullen uitsluitend worden berecht door de bevoegde Rechter in het Arrondissement Breda, onverminderd de bevoegdheid van een andere Rechter terzake van voorlopige, conservatoire of executoriale maatregelen.
16.5 Partijen kunnen een andere vorm van geschillenbeslechting zoals bijvoorbeeld arbitrage of mediation overeenkomen.
art. 17. Depot.
Deze voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Arrondissementsrechtbank te Breda op 28 november 2002 onder nummer … en treden in werking met ingang van 1 januari 2003. Zij vervangen vanaf die datum alle vroegere voorwaarden.".
Voor de interpretatie van verklaringen of gedraging van de partijen wordt de werkgelijke wil van de partij van wie de verklaring of het gedrag uitging in acht genomen. De voorwaarde is echter dat de tegenpartij die wil kende of toch behoorde te kennen (art. 8 C.I.S.G.).
Tussen partijen bestaat reeds een jarenlange handelsrelatie, hetgeen door de Partij A niet wordt betwist. In het kader van deze handelsrelatie had de …. kennis van de algemene voorwaarden van de Partij B. Tevens werd de Partij A in kennis gesteld van de wijziging van de factuurvoorwaarden in het jaar 2002. Deze kennisgeving gebeurde met een schrijven in januari 2003 waarin uitdrukkelijk werd gemeld dat de algemene verkoopsvoorwaarden werden gewijzigd en waarbij een exemplaar van deze voorwaarden aan de Partij A werd meegedeeld (stuk 10 van de Partij …). Op geen enkel ogenblik heeft de Partij A zich verzet tegen de toepassing van de algemene verkoopsvoorwaarden.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de algemene voorwaarden door de Partij A gekend waren en dat er een consensus bestond over deze algemene voorwaarden.
De algemene voorwaarden voorzien in art. 16.4:
16.4 Alle geschillen welke tussen Partij B en de wederpartij mochten ontstaan zullen uitsluitend worden berecht door de bevoegde Rechter in het Arrondissement Breda, onverminderd de bevoegdheid van een andere Rechter ter zake van voorlopige, conservatoire of executoriale maatregelen.
De rechtbank heeft derhalve geen rechtsmacht om kennis te nemen van dit geschil.
De voorschriften van de artikels 2.30.34.35.36.37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werden nageleefd.
OM DEZE REDENEN
WORDEN DE VOLGENDE BESLISSING GENOMEN:
DE RECHTBANK
Rechtdoende op tegenspraak en na beraadslaging overeenkomstig de wet.
Verklaart zich zonder rechtsmacht om kennis te nemen van het geschil.